Master regie RITCS 2014
Master regie RITCS 2014
In een heilige vallei in het noorden van Libanon kijkt een steenrijke zakenman uit over zijn landgoed en schreeuwt naar één van zijn negen Syrische bedienden om koffie. Maak kennis met Ray. Voormalig geheim agent, vliegenier, houtwerker en gepensioneerd vastgoedmagnaat.
Tegenover hem zit wat overblijft van een vrouw die zich in het vlakbij gelegen buurland had aangesloten bij een strijdersgroep, om in een oorlog te vechten die haar meteen na aankomst weer had uitgespuwd. Zij wil terug. Op weg naar haar oude wereld wordt zij door Ray onderschept. Vanaf dat moment ligt haar leven in handen van hij die de verpersoonlijking is van alles wat zij kapot wilde maken. In de discussie die zich tussen hen ontspint vervaagt de grens tussen onschuld en schuld. En misschien zelfs tussen leven en dood.
Valley of Saints is een voorstelling van theatermakers Michael Bijnens & Aurelie Di Marino. Ze delen de wil om in de wereld te staan en op zoek te gaan naar de plekken waar de wortels van die wereld door het asfalt heen breken. Twee makers met de hunkering om alles te investeren in verhalen en in het vertellen van die verhalen. Voor Valley of Saints voert het hen naar de vele paradoxen binnen de radicale islam en wat daarvoor doorgaat. Voorafgaand aan de repetitieperiode spraken ze met Syriëstrijders en zochten zij in de binnenstad van Caïro en de buitenwijken van Beiroet naar de meest perverse uitwassen van onze zogenaamd onoverkomelijke beschaving. Tijdens die laatste reis ontmoette Bijnens in een vallei van waanzin en vrede de zakenman waarop Raymond is gebaseerd.
Michael en Aurelie vonden een partner in crime in regisseur en acteur Ruud Gielens die de Egyptische revolutie van dichtbij mee maakte. Muzikant Stalin Abdi en geluidskunstenares Alexandra Cárdenas componeren en spelen.
Valley of Saints ging in première op 27 februari 2015 en is een productie van BRONKS en
d e t h e a t e r m a k e r met de steun van C-Mine, Pianofabriek Kunstenwerkplaats.
Dramaturg Roos Euwe bezocht een repetitie en maakte die dag enkele aantekeningen voor het programmaboekje van de voorstelling.
Het is een koude februaridag in Antwerpen. Ik hoor helikopters vliegen boven de stad. In de trein naar Brussel lees ik over de rechtszaak tegen mensen die verdacht worden van onder andere het aanzetten tot of het plegen van terreurdaden in een land duizenden kilometers hier vandaan. Op weg van het station naar het theater kom ik langs een regeringsgebouw en loop met een boog langs de twee jonge mannen in legerkostuum, elk met een wapen ongeveer zo lang als mijn arm.
‘Is dit een gesprek?’ vraagt zij aan hem. Zij zit op een stoel, hij staat ongeveer twee meter schuin voor haar. Ze kijken allebei in mijn richting. Het antwoord op die vraag weten ze waarschijnlijk allebei al. In de repetitie van Valley of Saints die ik bijwoon zie ik twee mensen die hun eigen gelijk tegen elkaar opbieden; twee mensen die tot elkaar veroordeeld zijn. Ze delen de wereld in twee en zien daardoor de zwijgende derde niet staan. Ze delen de wereld in twee en dwingen het publiek om te kiezen. Na de repetitie zegt Ruud tegen zijn tegenspeler Aurelie dat als zij boos wordt, hij zal proberen iets anders te doen, er op een andere manier op te reageren. Hoewel hij het zegt als acteur en niet als zijn personage Ray, zegt het wel iets over wat er tussen de twee personages in Valley of Saints gebeurt. Over de strategieën die ze inzetten om van de ander te kunnen winnen. Anders dan twee acteurs kunnen de twee personages niet uit hun rol stappen. Op het slagveld kan je niet meer twijfelen aan je vijand.
Na de repetitie vertelt Aurelie Di Marino dat ze een stuk van de wereld in kaart wil brengen ‘aan de hand van ideeën, ideologieën en vormen van fundamentalisme. In deze voorstelling wilde ik mee redeneren met de underdog: soms nog maar zestienjarige jongeren die naar Syrië trekken, terugkomen en vervolgens direct via een terrorismewetgeving in de bak terechtkomen. Hoe bizar of gewelddadig hun ideeën ook soms lijken, vanuit hier wil ik ze begrijpen. Want als we dat niet proberen, puur uit schrik, wat kunnen we dan nog? Het lastige is dat zodra je de andere kant ziet, alles wat je tot dan toe had bedacht en hoe je het hebt geconstrueerd ineens niet meer klopt. Ik had gesprekken met salafistische strijders en hun ouders en ik zag toen mensen met een heel groot engagement. In Libanon ondervond ik dat het spijtig genoeg een gewelddadig engagement is dat alleen mensen treft.’
‘In Caïro had ik eens echt een goed gesprek met een salafist’, zegt Michaël. ‘Hoewel ik het niet met hem eens was, kon ik toch heel goed met hem praten.’ Later zegt hij dat hij de rechtszaak tegen onder meer Fouad Belkacem heeft gevolgd vanaf de publieke tribune. ‘Soms heb ik wel zeven of acht uur achter elkaar geboeid geluisterd. Eerst was ik helemaal mee met de aanklager, mee in het demoniseren van deze mensen, mee in hen willen bestraffen. Vervolgens bij de verdediging draaide ik helemaal naar de andere kant. Als ik de rechter zou zijn van deze zaak, zou ik het echt niet weten.’
Die avond lees ik over een stad die er alles aan doet om haar vijanden te verslaan: de condors, de spinnen, de vliegen, de termieten, de houtwormen. Eén voor één moesten de soorten die onverenigbaar met de stad waren ten onder gaan. Toen zelfs de sterkste rattensoort werd verslagen en de mens eindelijk de door hemzelf verstoorde orde in de wereld had hersteld, ontwaakte er een vergeten fauna. Ze kwam tevoorschijn uit kelders, sprong van de kapitelen en dakgoten af en posteerde zich aan het hoofdeinde van hen die sliepen: sfinxen, griffioenen, chimeren, draken, spookherten, harpijen, hydra’s, eenhoorns en basiliken.
In Ciudad Juárez, het illustere epicentrum van het Mexicaanse drugsgeweld pal op de grens met de Verenigde Staten luidt een lokaal gezegde als volgt: ‘Dit is een stad van God, maar dan alleen omdat de duivel hier niet durft komen.’ Tussen 2006 en 2011 woedde er een ongekend gewelddadige oorlog tussen ineenstuikende drugskartels, politiediensten en het federale leger. Gedurende die vijf jaar lieten meer dan 11.000 mensen het leven en veranderde het eens zo feestelijke en losbandige Juárez ‘s nachts in een spookstad.
Michael Bijnens reisde binnen het kader van zijn masteropleiding aan het RITS maandenlang door dit grensgebied tussen de onverdraaglijke realiteit en de weinig verzachtende fantasie en ontmoette er ongelukkige Amerikaanse cowboys, sympathieke dealers, geheimzinnige DEA-agenten en een evangelisch priester die zijn eigen gekkenhuis uitbaat temidden van een goddeloze woestijn.
Tijdens de laatste weken van zijn reis trok hij zich terug in een hotelkamer in El Paso om er een tekst te schrijven over een reeks moorden in datzelfde gekkenhuis. Twee acteurs bloeden en zweten dit ogenschijnlijk detective-verhaal uit tot er weinig meer overblijft dan het licht van hun eigen waanzin.
De tekst van La Línea werd gepubliceerd in een bundeling van vier theaterteksten van jonge auteurs, onder de titel ‘De wereld bij mij’, een uitgave van toneeluitgeverij Bebuquin. Bestellen kan via www.bebuquin.be